Vruchtbare kringloop, bodem voor de toekomst!

“Meer body voor bodem met BES”

Deel dit bericht

Met op zijn bedrijf een negatief fosfaat-bodemoverschot van 14 kilo de afgelopen drie jaar is het aanwenden van meer dierlijke mest gewenst én nodig, vindt melkveehouder Maarten Kloosterboer uit Almen. Als deelnemer aan de BES-pilot hoopt hij op minder schrale percelen en een egalere opbrengst.

“Aan eisen voldoen die elkaar tegenwerken”

Namens de Vereniging Vruchtbare Kringloop Achterhoek en Liemers doen dit jaar 20 bedrijven mee aan de BES-pilot van het ministerie van LNV. In totaal doen 50 boeren mee. Meer voer uit eigen dierlijke mest in plaats van kunstmest is voor elke boer interessant, of je nu intensief of extensief boert, vindt Maarten Kloosterboer. „Op een extensief bedrijf als het onze is de maximale opbrengst minder relevant. In ons geval kun je je afvragen wat 10 procent meer opbrengst oplevert als ik het niet kan opvoeren. Dan laat je extra geld in de kuil zitten. Je kunt alles meten en berekenen, maar met een goed boerenverstand kom je een heel eind. Helaas denkt de overheid daar soms anders mover en moeten we aan eisen voldoen die elkaar soms tegenwerken, zoals de voermaatregel.”

De grond van het nieuwe bedrijf dat de familie Kloosterboer acht jaar geleden in Almen liet bouwen vanwege bedrijfsverplaatsing vanuit Deventer-Colmschate, was daarvoor door een akkerbouwer in gebruik. Het organische-stofgehalte van de bodem was daardoor aan de lage kant en dat zag Kloosterboer al snel terug in de kleur en de groei van het grasland. „Natuurlijk speelt de oorsprong van de grond ook een rol, maar ik zag al vrij snel dat er grote verschillen zaten in de lager gelegen gronden en de hogere. Het kost de laatste twee droge jaren meer moeite om de hogere percelen aan de gang te houden. Het opbrengstverschil is 20 tot 30 procent.”

Hij heeft 80 hectare in gebruik, waarvan 15,5 hectare maïs. Hij melkt 150 koeien op twee melkrobots en past sinds twee jaar weidegang toe.

Minder kunstmest

Kloosterboer werd geselecteerd om als een van de 20 VKA-boeren mee te doen aan de tweejarige pilot BedrijfsEigen Stikstofnorm (BES). Hierbij ligt de nadruk op evenwichts-bemesting met dierlijke mest. Het opbrengend vermogen van de grond is bepalend voor het bemestingsniveau van dierlijke mest en kunstmest. Deelnemers mogen meer dierlijke mest aanwenden dan wettelijk bepaald. Daarentegen mogen de meeste BES-deelnemers binnen de VKA minder kunstmest toepassen.

Kloosterboer, die in 2017 tot en met 2019 een negatief fosfaatbodemoverschot had van gemiddeld 14 kilo, mag met de BES maximaal 275 kilo N dierlijke mest aanwenden. In overleg met BES-adviseur Bob Keurentjes van ForFarmers is dit eerste BES-jaar gekozen voor 265 kilo om ervaringen op te doen met een niveau dichter bij de generieke normen. Keurentjes: „De gerealiseerde gewasopbrengsten en de fosforgehalten in de geteelde gewassen bepalen de fosfaatonttrekking op bedrijfsniveau. Voor de BES wordt ook gekeken naar de stikstof-fosfaat-verhouding in de aanwezige dierlijke mest. Al deze getallen zijn terug te zien in de Kringloopwijzer. Omdat een goede waterkwaliteit belangrijk is in Nederland, moet het stikstofbodemoverschot onder een vastgesteld niveau blijven. Er wordt dus ook gekeken naar de stikstofrespons van de bodem en de mate waarin de stikstof wordt vastgelegd in gewas. In plaats van 125 kilo zuivere stikstof uit kunstmest mag Kloosterboer in de pilot 106 kilo gebruiken.”

Keurentjes begeleidt Kloosterboer in de pilot met onder andere een plan van aanpak hoe de extra ammoniak door de extra aanwending van dierlijke mest gereduceerd kan worden en het maken van een bemestingsplan.

230 kilo is te weinig

Kloosterboer: „Mede door corona kwam de officiële goedkeuring voor de pilot pas laat en hadden we een ‘valse start’. De bemesting van de eerste snede en het bouwland was al uitgevoerd. We hadden al 70 kilo stikstof uit kunstmest gestrooid waardoor we de gewijzigde bemestingsnormen pas vanaf de tweede snede konden inzetten. Maar feit is dat de derogatienorm van 230 kilo te weinig is voor onze grond. Grond heeft de mest nodig om te produceren. Het is toch raar om mest af te voeren en dan kunstmest aan te kopen? Door nu meer te mogen toepassen, besparen we op de mestafvoerkosten en de kosten voor de aankoop van kunstmest. Ook hoop ik op minder schrale grond en een egalere opbrengst. Met de BES hoop ik de grond meer body en capaciteit te geven. Door het voordeel van de BES
besparen we 700 kuub mestafzet.” Hij zegt zelf ook actief bezig te zijn met een goede benutting van de mest. Omdat drijfmest een lagere werkingscoëfficiënt van stikstof heeft dan kunstmest, is het voor de BES-bedrijven dé uitdaging om de benutting van de drijfmest te verhogen. „Wij bemesten zelf en dat doe ik niet bij 30 graden in de felle zon. Mest verdunnen met water hebben we nog niet gedaan, maar ligt wel in de planning. Het nadeel is dat dit niet geborgd is en dat je het op gevoel doet.”
Volgens Keurentjes is een voorwaarde gekoppeld aan het toepassen van de BES dat er aandacht is voor het verminderen van de ammoniakuitstoot nu meer dierlijke mest wordt aangewend. „Bij Kloosterboer gaat het om een berekende hogere emissie van 5 kilo ammoniak per hectare. Deze stijging proberen we te compenseren door de drijfmest met water te verdunnen, het eiwitgehalte in het totaalrantsoen wat te verlagen of wat meer uren weidegang te realiseren.” Voor Kloosterboer is een goede gezonde bodem belangrijk. „Ons bouwplan bestaat uit 60 procent blijvend grasland en 40 procent in roulatie met maïs. Daar gaan we verstandig mee om. Een goed vanggewas inzaaien na de maïs vind ik belangrijk voor het organische-stofgehalte en de structuur van de bodem. Ook wordt de maïs soms als MKS geoogst bij voldoende voervoorraad voor een betere bodemvruchtbaarheid. Er zijn niet veel andere mogelijkheden, behalve het aanvoeren van compost, om aan het verhogen van het organische-stofgehalte in de bodem te werken. Daarom is deze pilot erg welkom.”

Bron: Agrio – Vee & Gewas