Vruchtbare kringloop, bodem voor de toekomst!

‘Een groenbemester teel je niet voor de buren’

Deel dit bericht

Het is belangrijk om juiste keuzes te maken om te komen tot de teelt van een geslaagde groenbemester. Zie een groenbemester als een volwaardige teelt, denk vooraf na over de vervolgteelt en besef dat bovengrondse biomassa niet het belangrijkste is, adviseerden Gerard Meuffels en Albert Jan Olijve tijdens een onlangs gehouden VK-Oost-bijeenkomst op een demoveld in Winterswijk-Ratum. ‘Je teelt een groenbemester niet voor de buren.’


VK-Oost hield op 14 november een bijeenkomst voor VK-Oost-leden over groenbemesters samen met VK-Oost-lid Liane den Besten van maatschap Boeiiink uit Winterswijk-Ratum. Op dit bedrijf is op 22 augustus een demoveld aangelegd met verschillende enkelvoudige en mengsels van groenbemesters. Gerard Meuffels (M-ARC) Albert Jan Olijve (Van Tafel naar Kavel) gingen in op de bovengrondse en ondergrondse biomassa. Meuffels blikt terug op de bijeenkomst.


Bekijk hier een video van het inzaaien van het demoveld:

‘De keuze voor een groenbemester is voor een akkerbouwer vaak anders dan voor een melkveehouder. Akkerbouwers kijken meer naar een groenbemester die aaltjes beperkt of bestrijdt en wat de groenbemester op het gebied van stikstof en organische stof levert en oplevert. Melkveehouders letten meer op bedekking en bodemstructuur. De kennis van een akkerbouwer is breder met het oog op aaltjes, maar de kennis en interesse vanuit de melkveehouders neemt zeker toe’, ervaart Meuffels.

Enkelvoudige groenbemesters die op het demoveld staan zijn gele mosterd, , bladrammenas, Japanse haver en facelia. Mengsels die zijn aangelegd zijn als eerste een mengsel met zonnebloem, gele mosterd, facelia en vlas, als tweede een mengsel met Japanse haver, wikke, niger, klaver en bladramanas en als derde een mengsel met Japanse haver, niger , wikke , klaver en verschillende soorten bladramanas.
Op het demoveld heeft zomergerst gestaan en is voor de inzaai van de groenbemesters 20 ton/ha vaste mest gestrooid.


Mengsels doen het goed

Gerard: ‘De groenbemesters op het demoveld waren niet heel zwaar ontwikkeld, mede door de weersomstandigheden. Rondom het demoveld was de groenbemester 10 dagen eerder gezaaid en daar stond het er beter op. Een aantal dagen eerder zaaien heeft dus veel invloed op de ontwikkeling van de groenbemesters gehad.’
Opvallend was dat met name bij de mengsels en Japanse haver de ondergrondse biomassa wel boven verwachting goed was, terwijl bovengronds een beperkte hoeveelheid biomassa beschikbaar is. ‘Wat je bovengronds ziet, zegt dus niet altijd iets over wat in de bodem ontwikkeld is’, aldus Meuffels.

Met name de mengsels kwamen goed uit de bus op het demoveld. Juist door de afwisseling in groenbemesters zag je een afwisseling van intensief en minder intensief en diep en oppervlakkig wortelende soorten. De mengsels vullen elkaar goed aan.
Over het zelf mengen van groenbemesters in plaats van te kiezen voor een (vaak duurder) mengsel, zegt hij: ‘Zelf mengen kan, maar bij bestaande mengsels is goed nagedacht over het niet vermeerderen van aaltjes bijvoorbeeld.’


Laaghangend fruit

Meuffels benadrukt het belang van een groenbemester en licht toe waarom het belangrijk is om verder te kijken dan de verplichting door wetgeving. ‘Zie de voordelen in op het gebied van levering of vasthouden van stikstof. Zie een groenbemester als laaghangend fruit om te laten zien dat je stikstof in je profiel houdt. Zie het als een volwaardige teelt. En let daarbij ook op een goed zaaibed en het op een goede manier zaaien.’


Denk na over vervolgteelt

Aandacht voor de vervolgteelt is ook essentieel bij het maken van een keuze voor een groenbemester. Italiaans raaigras of rogge zijn niet gunstig met het oog op het vermeerderen van plantparasitaire aaltjes. Meuffels: ‘Een akkerbouwer zit daar niet op te wachten, dus ga met een akkerbouwer in gesprek als je grond ruilt.’
Kies je voor een vroege teelt, ga dan niet een (vorstgevoelige) groenbemester inzaaien die als een deken op je land komt te liggen zodat de grond slecht opdroogt. Als je vroeg wilt zijn, moet je bepaalde soorten niet zaaien.’


Bovengrondse massa

Meuffels licht toe dat het bij een groenbemester niet zozeer gaat om de massa die er staat. ‘Veel massa betekent veel stikstof in het profiel. Natuurlijk wil je een bepaalde hoeveelheid bovengrondse massa voor organische stof en om onkruid te drukken, maar teveel is ook niet nodig. Je teelt je groenbemesters niet voor de buren, was een terechte opmerking van Albert Jan Olijve tijdens de demomiddag en zo is het ook. Bij de WUR werd altijd gerekend met standaard getallen over wat een goed ontwikkelde groenbemester levert aan organische stof. Nu is er ook een koppeling gemaakt tussen de lengte van de groenbemester en hoeveel effectieve organische stof geproduceerd wordt.’

De meeste groenbemesters hebben 50 tot 60 kg stikstof nodig, met uitzondering van vlinderbloemigen. Op het demoveld werd getoond dat klaver aan de wortel stikstofknolletjes had waaraan te zien is dat stikstof gebonden is. ‘De boodschap was: pas op met overvoeden aan stikstof, want dat stopt de klaver met het maken daarvan. Dat was voor sommige aanwezigen nieuw.’


Wil je eens aansluiten bij een demo of bijeenkomst over dit onderwerp? Of ben je akkerbouwer, melkveehouder of loonwerker in Oost-Nederland en wil je meer weten over het programma dat VK-Oost aanbiedt?

Mail naar info@vruchtbarekringloopoost.nl of bel met Anne Groot Zevert via tel. 06 8379 1094.