VK-Oost verzamelt en analyseert jaarlijks de bedrijfsgegevens uit de KringloopWijzers van leden. Deze cijfers geven niet alleen inzicht in technische prestaties, maar zeggen ook iets over de strategische keuzes die melkveehouders maken in een veranderend agrarisch landschap. De komende weken delen we in een artikelenreeks resultaten uit deze analyses. Uit de kengetallen uit de periode 2017-2024, waarbij 170 KLW’s* van dezelfde bedrijven met elkaar zijn vergeleken, komen namelijk een aantal opvallende trends naar voren.
*Bij VK-Oost zijn in 2024 ruim 370 KLW’s van leden geanalyseerd. Voor deze reeks worden vanaf 2017 170 KLW’s van dezelfde bedrijven met elkaar vergeleken.
Bedrijfsgrootte groeit, melkproductie per hectare (= intensiteit) daalt

Uit de analyse van tabel 1 blijkt dat de gemiddelde bedrijfsgrootte opnieuw is toegenomen. Het areaal per bedrijf groeit door, terwijl de melkproductie minder hard meestijgt. Dit heeft geleid tot een daling van de melkproductie per hectare. Een logische ontwikkeling, onder andere gezien het wegvallen van de derogatie en de oplopende kosten voor mestafzet.
Veel leden kiezen er bewust voor om niet mee te groeien in dieraantallen, maar hun beschikbare grond efficiënter aan te wenden. Door het stoppen van een aantal bedrijven ontstaat bovendien ruimte voor andere ondernemers om te extensiveren.
Minder weidegang, maar vers gras blijft belangrijk

NB: Onder ‘Aandeel bedrijven vers gras’ wordt verstaan: Bedrijven met vers gras in het rantsoen: of weidegang of stalvoeren of een combinatie van beide.
In tabel 2 is te zien dat het aantal bedrijven dat weidegang toepast, opnieuw licht is afgenomen. Het verdwijnen van de derogatie zorgt ervoor dat ondernemers kritischer kijken naar hun bemestingsruimte. Waar beweid wordt, is de gebruiksnorm 200 kg stikstof per ha. Bedrijven die opstallen mogen 256 kg stikstof per ha aanwenden. Met het verlies van derogatie en de beperkte gift van stikstof, wordt ervoor gekozen om voor het maximale te gaan om hierdoor zo te kunnen bemesten dat er betere oogsten worden behaald. Het opstallen van melkkoeien wordt in dat licht vaker als praktische oplossing gekozen.
Opvallend is dat het aandeel bedrijven dat vers gras voert stabiel blijft. Op de bedrijven waar de koeien niet meer geweid worden, wordt vers gras veelal in de stal aangeboden. Het natte groeiseizoen van 2024 speelt hierin ook een rol; de stijgende lijn in beweidingsuren van de afgelopen jaren kan daardoor niet worden voortgezet.
VK-Oost-lid kiest voor opstallen
Een VK-Oost-lid met een melkveebedrijf in het Gelderse Laren heeft ervoor gekozen om in 2025 niet meer te gaan weiden, voor het eerst sinds ruim tien jaar. De hoofdreden hiervoor is dat hij de melkproductie op peil wil houden. Met zomerstalvoeren lukt dat tot nu toe erg goed, geeft hij aan.
‘De voeropname is een stuk hoger. ’s Ochtends voeren we rond 10.00 uur op stal en ’s avonds om 18.00 uur is het voer op. Dat geeft veel voldoening. De koeien vinden het verse gras erg smakelijk, vooral als er wat klavers doorheen zitten. Op deze manier kunnen we veel beter sturen. Vorig jaar was het erg nat en was het erg lastig met weiden. We zitten op lage grond en het was soms erg zoeken om de koeien op een goed weideperceel te laten grazen. Opstallen biedt daarmee ook een stukje gemak.’
De melkveehouder koos ook voor opstallen omdat dan meer stikstof mag worden aangewend. ‘Ook dat scheelt natuurlijk in de hoeveelheden mest die we op eigen percelen kunnen aanwenden, maar voor ons was het niet de hoofdreden’, geeft hij aan.
Hij sluit overigens niet uit ooit wel weer te gaan weiden, maar voor nu lijkt dit een goede keuze te zijn, die ook arbeidstechnisch goed rond te zetten is.
Hogere productie per koe met betere gehaltes

Een interessante trend is de structurele daling van het melkureumgehalte. Door bewuster en efficiënter te voeren, weten melkveehouders dit niveau al jaren te verlagen. Dit heeft niet alleen voordelen voor diergezondheid en melkproductie, maar helpt ook bij het beperken van mestafzetkosten.
De productie per koe blijft stijgen, zo blijkt uit tabel 3. Hoewel de toename ten opzichte van vorig jaar beperkt is, ligt het niveau duidelijk hoger dan zeven jaar geleden. De gehalte van eiwit in de melk is daarbij opvallend stabiel, terwijl het vetgehalte blijft stijgen.
1 punt melkureum lager zorgt voor 1,5 kg stikstof per koe minder afvoeren. (Bron: ABZ Diervoeding) Bij een gemiddeld bedrijf met 100 melk- en kalfkoeien is dat dus 150 kg stikstof. Uitgaande van 4 kg stikstof per kuub rundveedrijfmest is dit 37,5 kuub totaal.
Met bijvoorbeeld 25 euro mestafzetkosten per kuub rundveedrijfmest betekent 1 punt lager ureum in de melk 938 euro besparing op het gemiddelde melkveebedrijf. Een lager ureum betekent bovendien minder stikstofexcretie, waardoor de bron van ammoniakemissie wordt verminderd. Dit kan dus ook niet uitgestoten worden en heeft in die zin positieve milieueffecten. Daarnaast hoeft er minder mest afgevoerd te worden, waardoor andere mineralen ook op het bedrijf blijven.
Door: Mart Wagenvoort en Jur Eekelder, VK-Oost
Project Lessen van VK-Oost
Naast deze reeks artikelen presenteren we binnenkort ook de resultaten van de het project Lessen van VK-Oost. Doel van dit project is het vinden van antwoorden op belangrijke strategische, vaktechnische en milieukundige vraagstukken op het gebied van stikstofemissies, broeikasgassen en bodemvruchtbaarheid van VK-Oost-leden en overheid/samenleving door het analyseren van de unieke dataset van VK-Oost (sinds 2013).