Binnen de melkveehouderij zijn gras en mais de meest geteelde gewassen. Deze gewassen zijn betrouwbaar, geven een hoge opbrengst en een goede kwaliteit, zijn relatief eenvoudig en met lage kosten te telen. Er zijn echter situaties waarbij andere gewassen een meerwaarde kunnen bieden.

Dit is bijvoorbeeld aan de orde als het telen van mais lastig of ongewenst is, of als extra aandacht nodig is voor bodem en biodiversiteit. Daarnaast is er op extensieve bedrijven wellicht ruimte om eigen krachtvoer te telen. Meer gewassen verhogen de biodiversiteit en daarmee de robuustheid van de bodem en het bedrijf. Veredeling kan bij een aantal gewassen nog tot verbetering van de opbrengst of kwaliteit leiden.
Beschrijving van een aantal gewassen die in bepaalde situaties interessant kunnen zijn:
Voederbieten
Voederbieten zijn productief in droge stof en voederwaarde. Er worden opbrengsten gehaald tot 20 tds/ha met een hoge VEM-waarde. Ze bevatten veel suiker, die bij vers voeren, langzaam vrijkomen in de pens. De eerste 6 weken is het een ‘verplegingsgewas’ en vraagt het veel aandacht. Past goed op gescheurd grasland en kan dan zonder bemesting. De stikstof-benutting van een voederbiet is op scheurland aanmerkelijk beter dan die van mais. Let bij de rassenkeuze op Rhizoctonia-resistentie. Opslag vraagt bijzondere aandacht. Vaak is reiniging nodig voorafgaand aan voeren. De teeltkosten zijn iets hoger dan die van mais. Nadeel is het hoge gebruik van gewasbeschermingsmiddelen voor bestrijden van onkruid, insecten en schimmels, de extra arbeidsbehoefte en vorstvrij bewaren in de winter.
Veldbonen
Veldbonen bevatten hoogwaardig eiwit en combineren dit met zetmeel. Dit maak het product geschikt als krachtvoervervanger. De opbrengst is een kritieke factor. De veldboon is vlinderbloemig en legt stikstof vast voor eigen gebruik en het nagewas. Het past daarom minder goed op scheurland en beter na mais. De beworteling verbetert de bodem, mits er geen verdichting aanwezig is. Het gewas is vatbaar voor diverse (schimmel) ziekten, en vergt daarom een ruime vruchtwisseling. Desondanks is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen hoog. De teeltkosten per kg ds zijn hoog. Het perceel is relatief vroeg vrij voor een eventuele inzaai van gras/klaver/kruiden.
Sorghum
Sorghum is een subtropisch gewas, heeft een korte groeitijd en kan vanaf half mei tot begin juli gezaaid worden. Het biedt mogelijkheden om in het zelfde jaar ook een wintergewas te telen (b.v. graan GPS). De teelt- en oogstmethode is vergelijkbaar met mais. Sorghum laat zich door een goed suikergehalte makkelijk conserveren en is smakelijk. Het gewas wortelt diep, maakt veel wortels, kan goed tegen droogte, maar ook tegen wateroverlast. Sorghum heeft tot 140 liter water nodig voor 1 kilo droge stof, mais ongeveer 200 liter en gras zelfs 350 liter water. Het laat meer EOS achter dan mais en is mede daardoor goed voor de bodem. 20 tot 30 m3 RVDM is vaak voldoende als bemesting. Sorghum gaat, in tegensteling tot mais, efficiënt om met stikstof. Behoefte aan gewasbescherming is laag; het kan eventueel zonder geteeld worden. Teeltkosten zijn iets lager dan bij snijmais.
Graan, diverse soorten
Graan is een rustgewas voor de bodem. Het brengt meer dan het haalt. Zeker wanneer het stro achterblijft verbetert de bodem. Voor zandgrond zijn triticale, wintertarwe, winter en zomergerst geschikt. Omdat graan vroeg geoogst wordt, past het goed wanneer erna gras wordt ingezaaid. (met klaver-kruiden, de slagingskans is in de nazomer beter). Ook biedt graan diverse oogst- en conserveringsmogelijkheden. Oogsten als gehele plant silage (GPS), vochtig dorsen en geplet en of aangezuurd inkuilen of droog oogsten en droog bewaren. Triticale kan zonder gewasbescherming geteeld worden. De andere rassen hebben vaak een onkruidbestrijding en een schimmelbehandeling nodig. Opbrengsten zijn gemiddeld, terwijl de teeltkosten laag zijn.
Mengteelten
Bij een mengteelt worden twee of meerdere gewassen gemengd geteeld. Voorbeelden hiervan zijn gerst en erwten, veldbonen met graan of wikke en mais met stokbonen. Doel is meestal het aanvullen wat het hoofdgewas te kort komt. Dit kan opbrengst, energie of eiwit zijn. Gewassen kunnen elkaar versterken in groei en eiwitproductie. Met name combinaties met vlinderbloemigen bieden voordelen. Nadeel is dat de gewassen vaak niet tegelijktijdig rijp zijn. Ook is gewasbescherming lastig omdat er weinig middelen zijn die in beide gewassen gebruikt kunnen worden.